zaterdag 26 januari 2013

Werkkostenregeling vanaf 2011


De Werkkostenregeling vanaf 1 januari 2011


Op 1 januari 2011 treedt de werkkostenregeling in werking. Deze regeling vervangt het huidige
systeem van verstrekkingen en vergoeden van kosten door de werkgever aan werknemers. Alle
werkgevers zullen daarom met de werkkostenregeling te maken krijgen.

De invoering van de werkkostenregeling heeft grote gevolgen. Als u op dit moment aan werknemers
vergoedingen of verstrekkingen doet, zoals een onkostenvergoeding of kerstpakket, dan zullen deze in de toekomst anders verwerkt moeten worden.
Hieronder zullen wij de nieuwe regeling in hoofdlijnen uitleggen en aangeven hoe u zich op de nieuwe
regels kunt voorbereiden.

Doel werkkostenregeling
Het doel van de regeling is het doorvoeren van een administratieve lastenverlichting voor werkgevers.
Momenteel zijn er 29 categorieën van vergoedingen en verstrekkingen met elk eigen criteria waaraan
moet worden getoetst. Denk bijvoorbeeld aan het kerstpakket, maaltijden, (mobiele) telefoons,
fietsen, bedrijfsfitness en reizen. In de loop der jaren is een voor werkgevers een onoverzichtelijke
brei aan regels ontstaan.
Onder de werkkostenregeling worden de meeste van deze regelingen afgeschaft en kan gebruik
worden gemaakt van een forfaitaire vrijstelling met de mogelijkheid tot eindheffing voor het
meerdere.

Vrijstelling 1,4% (vanaf 2013:1,5%) van de loonsom
Onder de werkkostenregeling kan 1,4% van de totale fiscale loonsom worden gebruikt voor
belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen; de zogenaamde vrije ruimte. Er hoeft voor de
forfaitaire vrijstelling niet gekeken te worden wat het karakter van de vergoeding of verstrekking is.
Vergoedingen en verstrekkingen die onder het forfait vallen hoeven door u als werkgever niet per
individuele werknemer te worden geadministreerd. Wel is het voor u van belang dat u onderscheid
maakt tussen loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking.

Gerichte vrijstellingen, nihilwaarderingen en algemeen forfait
Niet alle bestaande regelingen worden afgeschaft. Binnen de werkkostenregeling bestaan voor een
aantal vergoedingen en verstrekkingen 'gerichte vrijstellingen'. Deze gerichte vrijstellingen kunnen
onbelast gedaan worden aan uw werknemers. De gerichte vrijstellingen zijn vergoedingen en
verstrekkingen voor:
· reiskosten; vervoer, bijvoorbeeld abonnementen en losse kaartjes voor reizen met het openbaar vervoer en vergoedingen voor reizen met eigen vervoer van maximaal € 0,19 per zakelijke kilometer,
· tijdelijke verblijfskosten in het kader van de dienstbetrekking,
· cursussen, congressen, seminars en dergelijke, voor zover van belang voor het werk van de
werknemer,
· studie- en opleidingskosten en outplacement,
· procedures tot erkenning van verworven competenties (EVC-procedures),
· maaltijden als gevolg van overwerk, koopavonden of dienstreizen,
· verhuiskosten,
· rentevoordeel hypothecaire leningen,
· extraterritoriale kosten (30%-regeling).

Gerichte vrijstellingen gaan niet ten koste van uw vrije ruimte voor zover ze binnen de normen blijven
die voor deze gerichte vrijstellingen gelden. Voor bepaalde vormen van loon in natura geldt een
zogenaamde nihilwaardering. Wanneer u dergelijke vormen van loon in natura aan uw werknemers
verstrekt, vormen deze geen loon. Voorlopig zijn de volgende loon in natura bestanddelen onder de
nihilwaardering gebracht. Mogelijk dat deze lijst nog wordt uitgebreid:
· voorzieningen op de werkplek zoals het gebruik van de vaste computer, het kopieerapparaat en de
vaste telefoon;
· arbo-voorzieningen;
· consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd;
· uniformen, werkkleding met een bedrijfslogo van tenminste 70 cm² die (bijna) uitsluitend geschikt is
om tijdens het werk te dragen, en werkkleding die op het werk achterblijft;
· mobiele telefoon, blackberry of smartphone als het zakelijke gebruik meer dan 10% is;
· portable computer, notebook of laptop als het zakelijke gebruik 90% of meer is;
· ov-jaarkaart en voordeelurenkaart als uw werknemer deze kaart ook voor het werk gebruikt;
· Vakliteratuur;
· Kosten van inschrijving in een beroepsregister.

Als derde is een lijst met aangewezen werkkosten opgesteld; het algemeen forfait. Werkkosten die
onder het algemeen forfait zijn gebracht, dienen te worden gewaardeerd naar de waarde in het
economisch verkeer. Voor enkele van deze werkkosten is een bijzondere waardering vastgesteld.

Eindheffing of loon bij de werknemer
Is het totaal aan vergoedingen of verstrekkingen, na toepassing van de gerichte vrijstellingen,
nihilwaarderingen en forfaitaire waarderingsregels meer dan 1,4% van het fiscale loon uit
tegenwoordige dienstbetrekking, dan wordt dit meerdere bij u belast tegen een tarief van 80% (dwz over het bedrag boven de vrije ruimte betaalt u loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80%). Bij de werknemer wordt dan niets tot het loon gerekend. 

U kunt er ook voor kiezen bepaalde vergoedingen en verstrekkingen tot het loon van de werknemer te
rekenen. Dan vervalt bij u de eindheffing van 80% en wordt het voordeel bij de werknemer belast
tegen het voor hem geldende tarief.

Overgangsperiode van 3 jaar
Tot 2014 heeft u de keuze om al dan niet de werkkostenregeling toe te passen. Deze keuze kunt u
van jaar tot jaar maken. Heeft u voor 2011 gekozen om de werkkostenregeling toe te passen, dan
heeft u voor de jaren 2012 en 2013 opnieuw de mogelijkheid te kiezen voor de huidige wetgeving of
voor de werkkostenregeling.
Het is dan ook zeer belangrijk om vooraf in te schatten of de werkkostenregeling voor u voordelig
uitwerkt. Als u in een jaar een keuze heeft gemaakt, dan kunt u voor dat betreffende jaar namelijk
niet uw keuze wijzigen.
De werkkostenregeling kan niet zondermeer worden ingevoerd. U dient wel met enkele zaken
rekening te houden. Dit betekent dat u tijdig moet beginnen na te denken over de
werkkostenregeling.
· Zorg dat uw financiële administratie is ingericht voor de toepassing van de werkkostenregeling. Geeft
uw systeem inzicht in de 1,4% grens? Kunt u uw gerichte vrijstellingen administreren? En de
nihilwaarderingen?
· De werkkostenregeling zal invloed hebben op uw huidige arbeidsvoorwaarden. Mogelijk dat u met uw
werknemers tot nieuwe afspraken moet komen.
· Verstrekt u nu een vaste kostenvergoeding? Onder de werkkostenregeling kan een vaste
kostenvergoeding verstrekt worden alleen voor de onderdelen die onder de gerichte vrijstelling vallen.
Voorwaarde is dat vooraf een onderzoek is gedaan naar de werkelijke kosten.
· Heeft u een cafetariaregeling, dan zal u moeten onderzoeken of uw huidige regeling voldoet om de
werkkostenregeling zonder problemen in te kunnen voeren.
De werkkostenregeling zal u vroeg of laat het nodige werk geven. Wij kunnen ons voorstellen dat het
voor u nog niet helder is hoe u met de regeling moet om gaan. Wij kunnen in een persoonlijk gesprek
de regeling met u doornemen en bekijken op welke wijze en wanneer de werkkostenregeling bij u het
best kan worden ingevoerd.

(Bron: Unit4 & n2ebv.nl & belastingdienst.nl)

woensdag 2 januari 2013

Invoering Wet uniformering loonbegrip per 1 januari 2013


Wat de wetgever voor u in 2013 kant en klaar op de plank heeft liggen, is nog maar deels bekend. Een aantal wet- en regelgevingen zijn wel al bekend en zijn per 1 januari 2013 ingevoerd. Medio 2013 weet u pas echt waar u aan toe bent.


Waar geen ontkomen meer aan is, is onder meer de invoering van de Wet uniformering loonbegrip (WUL), de wijzigingen in de aanschafbelasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en de veranderingen in de premiekortingen.

Deze zaken en een aantal voor u relevante wijzigingen hebben we op een rij gezet. U krijgt ook informatie over de wijzigingen in de Ziektewet, die in 2014 ingaan.

Invoering WUL

Per 1 januari 2013 wordt de Wet uniformering loonbegrip (WUL) van kracht. Voortaan zijn de grondslagen voor het berekenen van het loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen (loonheffing), de werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (ZVW) , het uniforme loonbegrip, gelijk.
Uitzonderingen op het uniforme loonbegrip:
  • Loon uit vroegere dienstbetrekking (bijvoorbeeld VUT-uitkering) is loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen en de ZVW, maar geen loon voor de werknemersverzekeringen.
  • Eindheffingsloon is geen loon voor de werknemersverzekeringen en de Zvw. Dit kan anders zijn bij een naheffingsaanslag.
De WUL heeft consequenties voor:
  • de bijtelling van het privégebruik van de auto van de zaak. Per 1 januari 2013:
    • is de bijtelling naast die voor de loonheffing en ZVW ook loon voor de werknemersverzekeringen.
    • zijn de premies werknemersverzekeringen in de naheffingsaanslag opgenomen , als uw werknemer van de belastingdienst een naheffingsaanslag over 2013 voor het privégebruik van de (bestel)auto krijgt.
  • de levensloopregeling. Per 1 januari 2013:
    • is de inleg geen loon meer voor de werknemersverzekeringen. De inleg van de werknemer is dan aftrekbaar voor alle loonheffingen en de werkgeversbijdrage is geen loon; Let op: Geeft de werkgever een bijdrage levensloop, dan moet hij dit in 2013 ook aan alle werknemers verstrekken, ook aan hen dus, die niet levenslopen;
    • is een opname uit het levenslooptegoed, ook van vóór 1 januari 2013, loon voor alle loonheffingen. Hierdoor ontstaat voor deze opnamen een dubbele heffing: u betaalt premies werknemersverzekeringen over de opname, terwijl er bij de inleg destijds ook premies werknemersverzekeringen zijn betaald. Voor deze dubbele heffing is er geen overgangsregeling.
    • is een opname door een werknemer die op 1 januari 2013 61 jaar of ouder is geen loon voor de werknemersverzekeringen, omdat deze opname loon uit vroegere dienstbetrekking is.
  • de vergoeding van de bijdrage ZVW. Per 1 januari 2013:
    • betalen de meeste werknemers geen bijdrage ZVW meer en vervalt de verplichte vergoeding aan de werknemers van die bijdrage. Daarvoor in de plaats komt er de werkgeversheffing ZVW: u betaalt een bepaald percentage (7.75) over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van uw werknemer tot een bepaald maximumbijdrageloon (50.853 euro).

BPM

  • De aanschafbelasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM) wordt in 2013 niet langer gebaseerd op de catalogusprijs, maar op de CO2-uitstoot (zuinigheid).
  • Voor de jaren tot en met 2015 is er een tariefstructuur in de BPM met vier schijven. Er waren drie schijven.
  • Jaarlijks per 1 januari worden de huidige, voor benzine en diesel verschillende schijven en tarieven, zodanig aangepast dat in 2015 voor benzine en diesel dezelfde schijven en tarieven gelden. De basis voor de CO2-gerelateerde heffing maakt vanaf 2015 dus geen onderscheid meer tussen de verschillende brandstoffen.
  • Per 1 januari 2013 betaalt u geen BPM voor benzineauto's die per kilometer minder dan 95, en voor dieselauto's die per kilometer minder dan 88 gram CO2 uitstoten. Vanaf 2015 betaalt u geen BPM voor benzine- en dieselauto's die per kilometer minder dan 83 gram CO2 uitstoten.
  • De dieseltoeslag gaat jaarlijks omhoog. Per 1 januari 2013 gaat de dieseltoeslag voor elke gram CO2 boven de 70 gram per kilometer omhoog van € 40,68 naar € 56,13.
  • De korting van € 500 op de BPM bij de aanschaf van dieselauto’s die aan de Euro-6 norm voldoen, verdwijnt naar verwachting in 2014.
  • De benzinekorting en aardgaskorting verdwijnen.

Eigenrisicodrager

Vanaf 1 januari 2013 hoeft u geen garantieverklaring meer mee te sturen met uw aanvraag om eigenrisicodrager te worden voor de Ziektewet. De garantieverklaringen voor 2012 en eerder blijven gelden. Dat betekent dat uw kredietinstelling of verzekeraar voor die jaren garant blijft staan voor de ZW-uitkeringen.

Let op

Deze regeling staat los van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte, die elke werkgever op basis van het arbeidsrecht verschuldigd is te betalen.

Werkkostenregeling

De vrije ruimte van de werkkostenregeling gaat in 2013 omhoog van 1,4 naar 1,5 procent. Deze forfaitaire ruimte is het percentage van het totale fiscale loon (vrije ruimte) dat u als werkgever mag gebruiken voor onbelaste onkostenvergoedingen en verstrekkingen voor uw personeel.

Tip

Bereid u in 2013 tijdig voor op de verplichte toepassing van de werkkostenregeling, die u uiterlijk op 1 januari 2014 moet hebben ingevoerd.

Verhoging pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoedingen

  • Per 1 januari 2013 wordt het tarief van de pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen verhoogd van 30 naar 75 procent: u moet als werkgever 75 procent belasting betalen over het excessieve deel van vertrekvergoedingen van werknemers die in 2009 of later bij u uit dienst gaan. In 2013 betaalt u deze pseudo-eindheffing in de volgende situaties:
  • De werknemer gaat in 2013 bij u uit dienst en de vertrekvergoeding is hoger dan het toetsloon (2013: 531.000 euro).
  • U doet in 2013 nog nabetalingen voor een werknemer die in 2009, 2010, 2011 of 2012 bij u uit dienst is gegaan.

Pensioengerechtigde leeftijd omhoog

De verhoging van de AOW-leeftijd wordt al volgt verhoogd:
  • 2013: 65 + 1 maand.
  • 2014: 65 + 2 maanden.
  • 2015: 65 + 3 maanden.
  • 2016: 65 + 5 maanden.
  • 2017: 65 + 7 maanden.
  • 2018: 65 + 9 maanden.
  • 2019: 66.
  • 2020: 66 + 3 maanden.
  • 2021: 66 + 6 maanden.
  • 2022: 66 + 9 maanden.
  • 2023: 67.
  • vanaf 2024: gekoppeld aan levensverwachting.

Verlegging inhoudingsplicht loonheffingen

Vanaf 1 januari 2013 kan het Nederlandse onderdeel van een buitenlands concern waarvan een werknemer in Nederland komt werken de loonheffingen inhouden, ook al is het buitenlands concern inhoudingsplichtig. Deze verleggingsregeling geldt alleen in uitzendsituaties. Voor het toepassen van de verleggingsregeling moet u samen met het buitenlandse concernonderdeel per werknemer een verzoek doen bij uw Belastingkantoor. U krijgt dan van ons een beschikking, waartegen u bezwaar kunt maken.

Let op

Als uw werknemer deels in Nederland en deels in het buitenland werkt en u zijn loon in twee of meer delen splitst (salary split), kunt u niet gebruikmaken van de verleggingsregeling.

Premiekortingen, premiepercentages sectorfonds, premiepercentages

  • De premiekortingen oudere werknemers
Het is voor werkgevers voordelig om werknemers van 50 jaar en ouder met een uitkering in dienst te nemen. Zij krijgen de premiekorting als zij een werknemer van 50 jaar of ouder aannemen die onmiddellijk voorafgaand aan het dienstverband een WW-, WAO-, WIA-, Wajong-, WAZ-, wachtgeld-, IOAW-, IOAZ-, of bijstandsuitkering heeft. De premiekorting is per 1 januari 2013 per werknemer 7.000 euro (bij een werkweek van minimaal 36 uur) in plaats van 6.500 euro per jaar en duurt maximaal drie jaar. Als een werkgever een werknemer van 62 jaar of ouder in dienst heeft, krijgt hij in 2012 maximaal drie jaar lang (maar maximaal tot 65 jaar) 2.750 euro per jaar premiekorting. Deze premiekorting vervalt per 1 januari 2013 en wordt niet vervangen door een werkbonus werkgevers.
  • Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemers
Een werkgever heeft recht op een premiekorting als hij een werknemer met bijvoorbeeld een WIA-uitkering of de status ‘arbeidsgehandicapte’ in dienst neemt. De premiekorting is per 1 januari 2013 7.000 euro (bij een werkweek van 36 uur) in plaats van 2.042 euro per jaar en per werknemer en duurt maximaal drie jaar.
  • Premiepercentages sectorfonds
Per 1 januari 2013 wijzigen de premiepercentages sectorfonds. De percentages voor 2013 vindt u in de Regeling tot Goedkeuring premiepercentages sectorfondsen 2013 (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-22995.html).
  • Premiepercentages
De premiepercentages werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en opslag kinderopvang 2013 vindt u op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-22294.html.

Hervorming Ziektewet (2014)

De Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk dienstverband) bepaalt dat de Ziektewet-premie voor uw onderneming afhankelijk wordt van het aantal tijdelijke werknemers dat vanuit uw onderneming de Ziektewet instroomt. Werkgevers met totaal een hoger fiscaal loon dan 303.000 euro gaan een ondernemingsafhankelijke premie betalen via de sectorpremie. Voor kleine werkgevers (premieplichtigloon in 2013 lager of gelijk aan 303.000 euro) verandert er niks. Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en wordt naar verwachting op 1 januari 2014 van kracht.

De wijzigingen samengevat:
  • Een hogere premie als er meer werknemers met een tijdelijk dienstverband in de Ziektewet (ZW) of WIA zitten.
  • UWV beoordeelt na één jaar ziekte of de werknemer die het eigen werk niet meer kan doen, wel ander werk kan verrichten. Nu is dit nog na twee jaar ziekte.
  • UWV kan tot een proefplaatsing van maximaal zes maanden besluiten. Nu kunnen mensen maximaal drie maanden met behoud van uitkering op proef bij een werkgever werken.
  • De hoogte en duur van de ziektewetuitkering wordt afhankelijk van het aantal jaren dat uw werknemer heeft gewerkt. De maximale duur van de Ziektewet-uitkering is twee jaar.
(Bron WEKA)

dinsdag 1 januari 2013

9 tips voor een positieve CASHFLOW



Debiteuren die te laat of zelfs helemaal niet betalen: het vormt een gevaar voor de cashflow en kost ook nog eens waardevolle tijd. De redactie vroeg aan honderden ondernemers hoe zij geld binnenhalen. Een kleine selectie.


1. Werk aan de relatie: Probeer de betrokkenheid van klanten met jouw bedrijf dusdanig te personaliseren, dat ze het bijna vervelend vinden om niet op tijd te betalen. Stuur indien nodig twee weken na de vervaldatum een vriendelijk briefje met een herinnering. Geef ook dat briefje een persoonlijke noot mee.
2. Stuur deelfacturen: Wees terughoudend met verzamelfacturen waarop veel posten en grote betaalbedragen staan. Spreek liever samen af om via deelfacturen te werken. De reden hiervoor is afkomstig uit de logistiek: een paar grote leveringen geven in tijden van schaarste veel meer problemen dan meer kleinere leveringen. Dat geldt voor goederenstromen, maar ook voor financiële stromen. In de logistiek geldt dat een proces stilvalt als een levering niet op tijd is. Wanneer je wordt bevoorraad door meerdere kleine partijen blijft je proces meestal op gang. Als je dit vertaalt naar je financiën, voorkomen kleinere facturen dat je proces tot stilstand komt als een of twee klanten niet betalen. Voor alle betrokkenen is het beter als een levering of project geleidelijk wordt betaald, dan wanneer je factuur langdurig voor honderd procent open blijft staan.
3. Zit erbovenop: Stuur binnen 48 uur na het verstrijken van de betalingstermijn een herinnering per e-mail. Maximaal één week daarna stuur je een tweede mail, die iets pittiger van aard is. Na drie tot vijf dagen ga je bellen en maak je bindende afspraken. Dat werkt prima, als je het maar uitlegt.
4. Let op bij overnames: Jaag en dreig niet, nu bijna iedereen het moeilijk heeft. Bel op en probeer gezamenlijk tot een oplossing te komen. Met notoire wanbetalers moet je nooit zakendoen, maar let wel op bij overnames of directiewisselingen. Zo voorkom je dat je slachtoffer wordt van bonusjagers die hun cijfers willen oppoetsen door later te betalen.
5. Geef korting bij op tijd betalen: Ken een betalingskorting toe van bijvoorbeeld twee procent bij betaling binnen veertien dagen. Verhoog je factuur dus wel vooraf met dit bedrag.
6 Check de kredietwaardigheid: Doe bij nieuwe klanten onderzoek naar de kredietwaardigheid en het betaalgedrag. Dit kan via de eigen bank of een kredietinstelling. De geringe kosten (een paar honderd euro) wegen niet op tegen een eventueel financieel fiasco. Laat eens een onderzoek instellen naar de kredietwaardigheid van een nieuwe opdrachtgever. Honderd procent zekerheid krijg je niet, maar wel een bepaalde mate.
7 Laat vooruitbetalen: Consumenten moet je zo veel mogelijk vooraf laten betalen. Wettelijk hoeven klanten maar een gedeelte aan te betalen, maar als ze dat willen, reken daar dan extra kosten voor. Op die manier is de aanbetaling minimaal net zo hoog als het eindbedrag.
8 Schakel een incassobureau in: Neem een jaarabonnement bij een incassobureau, dit hoeft niet veel te kosten. Als de factuur na twee herinneringen niet wordt betaald, gaat deze naar het incassobureau. Dan is meestal de betaling spoedig ontvangen.
9 Gebruik automatische incasso of pin: Maak bij een betalingsregeling gebruik van een automatische incasso. (Let op: je moet wel een langere bankrelatie hebben voordat de bank meewerkt aan een automatische incasso.) Schort je werkzaamheden op bij het niet nakomen van de betalingsafspraken. Communiceer dit duidelijk met je opdrachtgever en doe het ook daadwerkelijk. Dit kan ten koste gaan van die klant, maar een niet-betalende klant is eigenlijk helemaal geen klant.
(Bron: Eigen bedrijf)

Drie subsidies


Een subsidie is niet altijd lastig en moeilijk om aan te vragen





Volgens de Eigen Bedrijf zijn er honderden subsidies voor ondernemers. Daarvan zijn er drie subsidies die jij kunt makkelijk aanvragen. 


1. Subsidie op energiebesparing: De Energie-investeringsaftrek (EIA) is een extra aftrek van 41,5 % van de investeringskosten in energiebesparende bedrijfsmiddelen als led-verlichting, warmtepompen of zonnecellen. Dit is een besparing op de energiekosten en een vermindering van de inkomsten- vennootschapsbelasting. De EIA komt boven op de gewone investeringsaftrek.
Voor wie? Ondernemers die maximaal drie maanden geleden investeerden in een energiebesparend bedrijfsmiddel volgens de Energielijst en daarvoor benodigde vergunningen kunnen tonen. 
Aanvragen: Meld de investeringen binnen drie maanden bij het eLoket van Agentschap NL: www.agentschapnl.nl/eloket. 
Duur: De aanvraag duurt 8 weken, en de tijd die nodig is om vragen te beantwoorden en vergunningen te overleggen.

2. Innovatiesubsidie: De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) en de Research en Developmet Aftrek (RDA) zijn twee fiscale subsidieregelingen stimuleren onderzoek of ontwikkeling van nieuwe producten, processen of software. 
De WBSO vergoedt een deel van de loonkosten via vermindering van loonbelasting en premie volksverzekeringen of een verhoging van de zelfstandigenaftrek.  Jonge ondernemingen tot vijf jaar belastingplichtig kunnen extra subsidie krijgen. 
De RDA is een aftrekpost op inkomsten- of vennootschapsbelasting en geldt voor ale andere kosten rond speur- en ontwikkelingswerk, zoals investeringen in huur van apparatuur en aankoop van materialen. RDA is alleen mogelijk voor ondernemers die, voor hetzelfde project, al gebruikmaken van de WBSO-regeling.
Voor wie?: Ondernemers die aan onderzoek en ontwikkeling doen.
Aanvragen:  De gecombineerde RDA / WBSO subsidie kan aangevraagd worden voor alle projecten die na 1 juli 2012 zijn gestart. Deze aanvraag kan digitaal aan te vragen via het eLoket van Agentschap NL. Of via het WBSO/RDA-aanvraagprogramma op www.agentschapnl.nl/rda.
Duur: De procedure neemt 13 weken in beslag.

3. Milieusubsidies: Milieu-investeringaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) zijn twee verschillende regelingen maar worden vaak gecombineerd. Het zijn fiscale voordeelregelingen om investeringen in milieuvriendelijke technieken en apparatuur, en het sneller op de markt brengen van innovatieve milieuvriendelijke producten, te stimuleren. 
Via MIA is maximaal 36% van een milieuvriendelijke investering aftrekbaar van de fiscale winst. 
Met de Vamil is het mogelijk om 75% van een investering af te schrijven op een willekeurig moment. Snel afschrijven drukt de fiscale winst en vermindert inkomsten- of vennootschapsbelasting. 
Alle bedrijfsmiddelen op de Milieulijst komen in aanmerking, nieuwe milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen kunnen worden toegevoegd. 
Voor wie?: Alle ondernemers die inkomsten- of vennootschapsbelasting betalen. Met name interessant voor ondernemers in de agrarische sector, scheepvaart en industrie.
Aanvragen: De subsidie kan worden aangevraagd via het eLoket van Agentschap NL, binnen 3 maanden na aanschaf van het bedrijfsmiddel, of na afloop van het kalender-kwartaal waarin de voortbrengingskosten (eigenpersoneel en materialen) zijn gemaakt.   
Duur: Onbekend.


Aanpak & Tips bij een Subsidieaanvraag


Aanpak

U heeft een idee en een regeling gevonden, wat dan?

De eerste stappen zijn vervolgens:
•  Overleggen; intern / extern
•  Ontwikkelen; projectidee uitwerken
•  Schrijven; opstellen subsidieaanvraag

Een goed projectplan bestaat uit de volgende onderdelen en doorloopt de onderstaande stappen:




Tips

•  Start tijdig, want er is veel uit te zoeken
•  Besteed tijd een aandacht aan de aanvraag en begroting
•  Hou in je planning rekening met uitloop
•  Prijs je organisatie en het project aan
•  Neem tijd en aandacht voor de formaliteiten (benamingen, ondertekening en deadlines)
•  Hou je eigen strategie vast, maar de wat je beloofd hebt
•  Blijf op de hoogte van regelingen en wijzigingen
•  Geef wijzigingen in je project op tijd door aan de subsidieverstrekker
•  Hou een goede projectadministratie bij
•  Registreer uren en facturen
•  Betref boekhouding / accountant vanaf het begin
•  Houd rekening met de tijd en geld die de administratie kost